Papa

Dit weekend ben je 7 keer gevallen. Misschien heb je weer een blaasontsteking. De verpleging laat je urine op kweek zetten. “Je wordt gedirigeerd” zeg je en ook dat je denkt dat je niet meer zolang hebt. Ik vraag of je dat erg vindt. Neu, niet zo erg, maar iets later zeg je toch dat je nog wel even hier wil zijn en dat je je afvraagt of je ons (mijn broer en mij) genoeg hebt geboden in het leven. En ben ik wel blij met mijn broer? “Ik ben heel blij, ik weet dat als er iets is ik altijd bij hem terecht kan”. Daar word je een beetje emotioneel van.

“Sorry, ik ben niet zoveel waard vandaag.” “Nou ja, ik kwam ook niet om een marathon met je te lopen.” Dat levert een volle lach op. Ik geef je nog een beker water, veel drinken, “dat is goed om blaasontsteking te voorkomen.” “Oh ja?” reageer je verbaasd, net zo verbaasd als alle andere keren dat ik je dit vertel. Het rietje wil telkens net de andere kant op dan je hand en mond. De verpleging heeft het te kort afgeknipt waardoor het laatste bodempje verandert in een uitdagend moment.

“Weet je nog dat we dan bij de Italiaan gingen eten? Die vlakbij Artis, dat de eigenaar je altijd groette omdat we er al zoveel jaren kwamen?” Je kijkt in de verte en probeert het terug te halen, maar er komt niks. In het heden blijft je blik nog steeds scherp “Wat voor armband is dat?”. “Je hebt mooie ogen, twee straaltjes komen eruit”. Zulke complimenten ben ik niet van je gewend en ik heb een beetje moeite ze te voelen van binnen. Wanneer ik reageer zeg ik dat ik goeie genen heb en daar moet je weer om lachen. In mijn hoofd juich ik, elke lach is goud waard, als je dan nog zo weinig fysiek kan en je geheugen laat je in de steek, dan zijn dit de momenten die tellen. Het is bijna kwart voor 12, nu komt het huzarenstuk. Je moet uit de leunstoel en dan in de rolstoel. Je benen, die zijn te onzeker, weten niet hoe ze een stap moeten maken of stevig moeten blijven staan. Ik ondersteun je “Je bent er!” Een vertrouwensoefening, je laat je zonder achterom te kijken met een nerveuze zucht in de rolstoel vallen. Zo, denk ik, dat hebben we weer gered. Ik rij je in de rolstoel naar de eetzaal, de anderen zitten er al. Nu mag je aankruisen op een briefje wat je wil eten terwijl ik je ondertussen een grote doek omknoop, een slab voor volwassenen. Met vrolijke bloemetjes, dat dan weer wel. Bij het afscheid krijg ik krijg een handkus. Ook dat is nieuw.

Deel uw mening