Van niets iets maken
Op de hoek voor Coolblue staat een jongeman. Ik herken vriend P. in een surrealistisch beeld, hij staat rustig een broodje te eten, lijkt los te staan van de haastig voorbij lopende en fietsende mensen. Ik zwaai en P. zwaait terug. Als ik bij de hoek ben stap ik af. “Nou,” zeg ik, “dat is ook toevallig, eergisteren zei ik tegen iemand dat Rotterdam helemaal geen dorp is, dat ik nooit een bekende tegenkom en nu sta jij hier.”
Ik vertel dat ik binnenkort naar de kapper ga en mijn haar misschien kort wil laten knippen, maar een beetje geschrokken ben van alle online negatieve reacties van mannen op vrouwen met kort haar. Het zou niet vrouwelijk zijn en al zeker niet sexy. Als single wil je je kansen vergoten, niet verkleinen. P. stelt vast, kort kan sexy zijn, maar niet als je zo’n kapsel hebt waarbij kort gelijk staat aan praktisch. Dat snap ik. Ik begin uit te leggen dat sommige vrouwen, waaronder ik, lang haar gewoon niet zo goed staat. Een vrouw die haar fiets net wegzet kijkt half op. “U wel hoor,” roep ik “u kunt het heel goed hebben!” Ze draait zich om. “Je moet het laten groeien. Met de vorm van jouw gezicht. Laten groeien.” Ze wijst naar een vrouw met blond haar tot op de schouders, die net voorbij loopt. “Tot hier” en ze tikt mijn schouder aan. Ik zeg dat ik dat geprobeerd heb, maar dat het niet in mijn voordeel werkte. Ik tik op mijn bovenarm, een stuk lager dan waar haar hand had gelegen om te bewijzen hoe goed ik het had geprobeerd. Zij “Je wil er niet uitzien als een oma”. Ze loopt weg, “Laten groeien hoor, zoals die blondje!”.
We besluiten iets te gaan drinken. In de Hoogstraat lopen we voorbij een soort wijnbar, binnen staat een barman eenzaam in de lege ruimte. Hij zwaait vrolijk naar ons. Wij zwaaien terug. Een paar tenten verder besluiten we terug te gaan naar de zwaaiende barman. Zoveel vrolijkheid verdient klandizie. We drinken Wostok limonade met natuurlijke aroma’s. Inmiddels is het drukker geworden. De barman adviseert P. over het volgende drankje, smaakje Dennenaald als je meteen voor de uitdaging wil gaan. Ondertussen is hij door zijn knieën gezakt aan ons tafeltje. Hij kijkt me net iets te lang aan. Of ik hem, daar valt over te twisten. Ik heb ongewassen haar en een verwassen shirtje aan. Het is daarom dus feitelijk onmogelijk dat hij met me flirt.
Wanneer P. en ik de deur uit zijn proberen we het te reconstrueren. Was het wel òf niet een flirt? Zeker met die ene opmerking over binnen mogen komen op dagen dat ze eigenlijk gesloten zijn. P. concludeert, het was een flirt. “Maar de vraag is,” zegt hij, “wat gebeurt er daarna?” Moet je dit zien als een leuk, grappig moment. Is het een horeca ding om te flirten met je gasten? Of ligt de optie open voor een vervolg? Het blijft sowieso typisch dat iemand met een dame flirt, terwijl er ook een heer aan tafel zit. We komen er niet uit, de enige optie is nog een keer teruggaan. Thuis doe ik de afwas en weet dat ik van niets iets aan het maken ben. De donkere ogen van de barman kijken me in mijn herinnering net iets te lang aan.