Ogen
Ik heb de hele ochtend al iets in mijn oog.
– Ik heb wel een spiegeltje. Wil je mijn spiegeltje? Ik ga niet in je oog kijken hoor.
Waarom niet?
– Daar kan ik niet tegen, ogen van anderen enzo. Wil je nou een spiegeltje, of niet?
Nee joh, laat maar.